lundi 11 juin 2018

Écris une petite histoire sur toi-même (professions); schrijf een verhaaltje over jezelf (beroepen) / exercice d'écriture; schrijfactiviteit / néerlandais; Nederlands

  • Expression écrite : écrire une petite histoire sur soi-même / Schrijfvaardigheid : een verhaaltje schrijven over zichzelf
  • Vocabulaire : les professions / Woordenschat : beroepen
  • Grammaire : emploi des conjonctions de subordination 'toen' et 'omdat' / Grammatica (spraakkunst) : gebruik van de onderschikkende voegwoorden (subordinerende conjuncties) 'toen' en 'omdat'
  • Construction de la phrase : la subordonnée / zinsbouw : de bijzin
---------------
Ecris une petite histoire sur toi-même selon le modèle proposé : 'Quelle profession envisageais-tu d'exercer quand tu étais petit(e)? Que veux-tu devenir maintenant et pourquoi?'
Schrijf een verhaaltje over jezelf volgens het voorgestelde model : 'Welk beroep was je van plan te gaan uitoefenen toen je klein was? Wat wil je nu worden en waarom?'
Clique sur l'illustration pour l'agrandir.
Klik op de afbeelding om die te vergroten.
---------------
Solutions / oplossingen
Phrases exemples / Voorbeeldzinnen

Toen ik vijf jaar (oud) was, wilde ik verkoopster/winkelierster/handelaarster worden omdat mijn ouders een winkel hadden.
Toen ik tien jaar (oud) was, wilde ik kapster worden omdat ik het leuk vond om mensen mooi te maken.
Nu ik zestien jaar (oud) ben, wil ik secretaresse worden omdat ik van administratief werk hou; ... informaticaspecialiste/computerdeskundige worden omdat het het vak van de toekomst is.

Toen ik vijf (oud) was, wilde ik politieagent/politieman worden omdat ik dieven wilde arresteren/aanhouden.
Toen ik tien jaar (oud) was, wilde ik brandweerman worden omdat ik mensen wilde redden.
Nu ik zeventien jaar (oud) ben, wil ik verpleger worden omdat ik zieke mensen wil helpen.

samedi 9 juin 2018

Exercice de vocabulaire; woordenschatoefening : expressions néerlandaises contenant des noms de couleurs; Nederlandse uitdrukkingen met kleurnamen

  • Couleurs, noms de couleurs / Kleuren, kleurnamen
  • Expressions ou locutions néerlandaises typiques / Typische Nederlandse uitdrukkingen
  • Vocabulaire néerlandais : particularités lexicales / Nederlandse woordenschat : lexicale bijzonderheden
  • Exercice lexical en néerlandais avec illustrations / Woordenschatoefening Nederlands met illustraties
  • Niveaux : 3N1, 4N1 / Niveaus : 3N1, 4N1
---------------
Expressions contenant des noms de couleurs
Uitdrukkingen met kleurnamen

Oplossingen / Solutions

1. Het meisje werd rood tot achter de oren.
2. Ik ben futloos en ontmoedigd. Ik zie alles zwart in.
3. Ze werd groen en geel van nijd toen ze de nieuwe woning van haar vriendin zag.
4. Zijn gezicht was blauw van de kou!
5. Hij merkte de fout op en liep paars aan van woede!
6. Duizenden toeristen laten zich bruin bakken op de Spaanse stranden.
7. De gemiddelde leeftijd dat de mensen grijs beginnen te worden, is tussen 30 en 35.
---------------
Franse vertaling / traduction française

1. tot achter de oren rood worden : rougir jusqu'à la racine des cheveux, rougir jusqu'au blanc des yeux
2. alles zwart inzien : voir tout en noir, broyer du noir
3. hij wordt groen en geel van nijd : la jalousie le fait passer par toutes les couleurs, la jalousie le fait changer de couleur.
4. blauw van de kou zijn : être bleu de froid, être vert de froid
5. hij loopt paars aan van woede : il devient violet de colère, il devient rouge de colère
6. zich bruin laten bakken : se faire rôtir au soleil, se faire bronzer au soleil
7. hij wordt grijs : ses cheveux grisonnent, il attrape des cheveux gris
---------------
Doctissimo - Format JPEG :
Pinterest - Format JPEG

Activité d'écoute; luisteractiviteit : 'Moeilijkheden bij het zich verstaanbaar maken / Spreekt u Nederlands?' / néerlandais: Nederlands

  • Cours de néerlandais / Les Nederlands
  • Thème : les langues / Thema : talen
  • Support didactique : MPA / Lesmateriaal : mp4
  • Compréhension à l'audition / Luistervaardigheid

Si vous souhaitez recevoir gratuitement le document écrit en format PDF et le document sonore 'Moeilijkheden bij het zich verstaanbaar maken / Spreekt u Nederlands?' en format MP3, il suffit d'en faire la demande en remplissant le formulaire de contact ou en cliquant sur 'mon profil docnederlands' afin de me contacter. Veuillez mentionner, dans votre courriel, la référence 'Moeilijkheden bij het zich verstaanbaar maken / Spreekt u Nederlands?'.

Wenst u het schriftelijke document in pdf-formaat en het geluidsdocument 'Moeilijkheden bij het zich verstaanbaar maken / Spreekt u Nederlands?' in mp3-formaat gratis te verkrijgen, dan moet u gewoon een aanvraag doen door het contactformulier in te vullen of door op 'mijn profiel docnederlands' te klikken voor contactopname. Gelieve de referentie 'Moeilijkheden bij het zich verstaanbaar maken / Spreekt u Nederlands' in uw mailtje te vermelden.
---------------

Luistervaardigheid :  
Moeilijkheden bij het zich verstaanbaar maken / Spreekt u Nederlands?


Ecoutez le document. / Luister naar het document.

I. Moeilijkheden bij het zich verstaanbaar te maken

Ecoutez attentivement les différentes phrases et retranscrivez-les.
Luister aandachtig naar de verschillende zinnetjes en schrijf die over.

01. Wat  ................................................................. ?
02. Ik  .......................................... . Wilt u het  .................................................... ?
03. ..........................................................................................................................
04. ..........................................................................................................................
05. ..........................................................................................................................
06. ..........................................................................................................................
07. ..........................................................................................................................
08. ..........................................................................................................................
09. ..........................................................................................................................

Oplossingen / Solutions


01. Wat zegt u?
02. Ik begrijp u niet. Wilt u het alstublieft herhalen?
03. Spreekt u Duits?
04. Wilt u alstublieft iets langzamer spreken?
05. Wat betekent dat?
06. Hoe spreek je dit woord uit?
07. Wilt u het alstublieft voor me opschrijven?
08. Wilt u het alstublieft spellen?
09. Kunt u alstublieft deze zin voor me vertalen?

[Woordenschat ➛ iets langzamer : un peu plus lentement / betekenen : signifier, vouloir dire / uitspreken : prononcer / opschrijven = noteren / spellen : épeler / de zin : la phrase / vertalen : traduire]

II. Spreekt u Nederlands?

Ecoutez attentivement les différentes phrases et retranscrivez-les.
Luister aandachtig naar de verschillende zinnetjes en schrijf die over.

01. Spreekt  ....................................................................................................
02. Nee, ik spreek  .........................................................................................
03. Ik ..............................................................................................................
04. ..................................................................................................................
05. ..................................................................................................................
06. ..................................................................................................................
07. ..................................................................................................................
08. ..................................................................................................................
09. ..................................................................................................................
10. ..................................................................................................................
11. ..................................................................................................................
12. ..................................................................................................................
13. ..................................................................................................................
14. ..................................................................................................................
15. ..................................................................................................................
16. ..................................................................................................................
17. ..................................................................................................................
18. ..................................................................................................................
19. ..................................................................................................................
20. .................................................................................................................. 
21. ..................................................................................................................
22. ..................................................................................................................
23. ..................................................................................................................
24. ..................................................................................................................
25. ..................................................................................................................
26. ..................................................................................................................
27. ..................................................................................................................

Oplossingen / Solutions
01. Spreekt u Nederlands?
02. Nee, ik spreek geen Nederlands.
03. Ik spreek alleen maar Frans.
04. Ik spreek heel slecht Nederlands.
05. Ik spreek een beetje Nederlands.
06. Ik ken een paar woorden.
07. Verstaat u mij?
08. Nee, ik versta u niet. Ik versta u helemaal niet.
09. Verstaat u wat hij zegt?
10. Ik versta geen woord.
11. Verstaat hij wat u zegt?
12. Nee, hij verstaat niets.
13. Ja, hij verstaat alles.
14. Kunt u dat verstaan?
15. Begrijpt u dat?
16. Ik kan Nederlands lezen, maar ik kan het niet spreken.
17. Spreekt u maar langzaam!
18. Hoe spelt u dat woord?
19. Ik heb geen aanleg voor talen.
20. Wat zegt u?
21. Wat heeft u gezegd?
22. Wilt u het nog eens zeggen?
23. Wat bedoelt u?
24. Wilt u alstublieft langzaam spreken?
25. Spreekt u maar heel langzaam!
26. U spreekt te vlug voor mij. Hoe spreekt u dit woord uit?
27. De uitspraak van deze klank is moeilijk.

[Woordenschat ➛ verstaan : comprendre (une langue, ce qu'on dit – auditivement) / begrijpen : saisir, comprendre (un raisonnement, un problème – processus intellectuel) / spellen : épeler (spelen !! : jouer) / aanleg hebben voor : avoir des dispositions pour, être doué pour / de aanleg : la disposition, le talent / bedoelen : vouloir dire, entendre par (betekenen !! : vouloir dire, signifier – sens d'un mot) / heel = zeer, erg / uitspreken : prononcer / de uitspraak : la prononciation / de klank : le son]