- Exercice de grammaire / grammatica-oefening
- Grammaire (grammaire de base) / Grammatica, spraakkunst (basisgrammatica)
- Verbes à particule séparable, verbes séparables / Scheidbare werkwoorden, scheidbare verba, separabele werkwoorden, separabele verba
- Le présent, l'indicatif présent / De o.t.t. (onvoltooid tegenwoordige tijd), het presens
EXERCICE DE GRAMMAIRE
Verbes à particule séparable / présent, indicatif présent
GRAMMATICA-OEFENING
Scheidbare werkwoorden / o.t.t. (onvoltooid tegenwoordige tijd)
Verbes à particule séparable / présent, indicatif présent
GRAMMATICA-OEFENING
Scheidbare werkwoorden / o.t.t. (onvoltooid tegenwoordige tijd)
Construis des phrases à l'indicatif présent
Maak zinnen in de o.t.t. (onvoltooid tegenwoordige tijd)
Bijvoorbeeld :
Jullie (aankomen) om 6 uur.
Jullie komen om 6 uur aan.
01. De deuren (opengaan) nu.
..............................................................................
Woordenschat ➛ opengaan : s'ouvrir
02. Waarom (innemen) je mijn plaats ?
..............................................................................
03. We (terugfietsen) naar het dorp.
..............................................................................
Woordenschat ➛ het dorp : le village
04. Ik (uitgaan) morgen niet.
..............................................................................
05. De bar (openblijven) de hele dag.
..............................................................................
Woordenschat ➛ de hele dag : toute la journée
06. Hans (meegaan) met zijn vader.
..............................................................................
07. Wanneer (teruggeven) je me het boek ?
..............................................................................
08. Hoe laat (opstaan) je 's morgens ?
..............................................................................
09. U (invullen) nu het formulier.
..............................................................................
10. Jij (meekomen) ook !
..............................................................................
11. Waar (afslaan) ik ?
..............................................................................
Woordenschat ➛ afslaan : tourner, bifurquer
12. We (weglopen) hard.
..............................................................................
Woordenschat ➛ hard weglopen : partir en courant
13. Ze (opgaan) vlug de trap.
..............................................................................
Woordenschat ➛ de trap : l'escalier
14. Wij (ingaan) daar niet !
..............................................................................
Woordenschat ➛ ingaan : entrer
15. U (achteruitrijden) een beetje.
..............................................................................
Woordenschat ➛ achteruitrijden : faire marche arrière
---------------
OPLOSSINGEN / SOLUTIONS
01. De deuren gaan nu open.
02. Waarom neem je mijn plaats in ?
03. We fietsen naar het dorp terug.
04. Ik ga morgen niet uit.
05. De bar blijft de hele dag open.
06. Hans gaat met zijn vader mee.
07. Wanneer geef je me het boek terug ?
08. Hoe laat sta je 's morgens op ?
09. U vult nu het formulier in.
10. Jij komt ook mee !
11. Waar sla ik af ?
12. We lopen hard weg.
13. Ze gaat / gaan vlug de trap op.
14. Wij gaan daar niet in !
15. U rijdt een beetje achteruit.
---------------
Pinterest : scheidbare werkwoorden (separabele verba) / jpeg-formaat
https://www.pinterest.fr/pin/319051954851064743
https://i.pinimg.com/564x/f1/8b/f4/f18bf4f98ecd47b3ed7c1272e6026a48.jpg
https://i.pinimg.com/564x/f1/8b/f4/f18bf4f98ecd47b3ed7c1272e6026a48.jpg
Doctissimo : verbes séparables / format JPEG