- Exercice lexical en néerlandais / Lexicale oefening in het Nederlands
- Thème : de stad / Thema : de stad
- Phrases à compléter / In te vullen zinnen
---------------
Brugge (België) : winteravond aan de Rozenhoedkaai
https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Brugge_Rozenhoedkaai_Winter_R03.jpg?uselang=fr
----------------
----------------
In de stad
--------------
Bekijk
de afbeelding. Wat
is abnormaal?
Vul
de ontbrekende woorden in.
voordeur
– midden – voorgevel – wiel – vierkant – kop - bank –
ondersteboven – wiel – lijn – midden – bel
1) De
.................... van het wandelwagentje hebben een
.................... vorm .
2) Er
ontbreekt een .................... aan de fiets waarop de dame
zit.
3) Het
meisje dat met een jojo speelt en het jongetje dat met zijn kauwgom
een .................... blaast staan
.................... op de straat.
4) De
man die zijn poedel aan de ..................... houdt, loopt op
de .................... van een huis.
5) Twee
jongeren staan .................... op de straat te praten.
6) De
man die zijn krant leest, zit op een .................... die
tegen een raam staat.
7) De
.................... die het jongetje opendoet, is verkeerd
geplaatst.
8) Het
huis met de blauwe gevel staat .................... : dat betekent
dat het op zijn .................... staat.
---------------
Document 'In de stad' en format JPG sur Pinterest : https://fr.pinterest.com/pin/319051954836782641/
Document 'In de stad' sur Doctissimo :
http://club.doctissimo.fr/profnlds/woordenschatoefeningen-nederlands-827074/photo/in-stad-invultekst-27961819.html
http://club.doctissimo.fr/profnlds/woordenschatoefeningen-nederlands-827074/photo/in-stad-invultekst-27961819.html
OPLOSSINGEN / SOLUTIONS
1) De wielen van het wandelwagentje hebben een vierkante vorm .
2) Er ontbreekt een wiel aan de fiets waarop de dame zit.
3) Het meisje dat met een jojo speelt en het jongetje dat met zijn kauwgom een bel blaast staan midden op de straat.
4) De man die zijn poedel aan de lijn houdt, loopt op de voorgevel van een huis.
5) Twee jongeren staan midden op de straat te praten.
6) De man die zijn krant leest, zit op een bank die tegen een raam staat.
7) De voordeur die het jongetje opendoet, is verkeerd geplaatst.
8) Het huis met de blauwe gevel staat ondersteboven : dat betekent dat het op zijn kop staat.