lundi 27 août 2018

Compréhension à la lecture; leesvaardigheid : reconstituer des petits textes; tekstjes reconstrueren / néerlandais; Nederlands

  • Activité de lecture / Leesactiviteit
  • Mots-clés : la vie quotidienne, le facteur, l'hôpital / Trefwoorden : het dagelijks(e) leven, de postbode, het ziekenhuis
  • Placer des petites phrases dans une suite logique / Zinnetjes in een logische volgorde zetten
---------------

Tekstjes reconstrueren / Reconstituer des petits textes
Zet de zinnetjes in de goede volgorde !Mets les phrases dans le bon ordre !

Tekstje A / Texte A
1) Ik was me vlug.
2) Dan kleed ik me aan.
3) Om 12 uur eet ik.
4) Ik sta om 7u30 op..
5) Ik loop naar school.
6) Om vier uur is de school uit.

Tekstje B / Texte B
1) Ik bel de eerste hulp.
2) Ze moet vier weken rusten.
3) Mijn zus is van de trap gevallen.
4) De ziekenwagen brengt haar naar het ziekenhuis.
5) Haar been zit nu in het gips.
6) De dokter zegt dat haar voet gebroken is.

Tekstje C / Texte C
1) De postbode brengt de brief naar het huis van mijn vriend.
2) Ik schrijf een brief aan mijn vriend.
3) De brief stop ik in de bus van het postkantoor.
4) Mijn vriend leest de brief.
5) Ik plak een postzegel op de envelop.

---------------
OPLOSSINGEN / SOLUTIONS
Tekstje A / Texte A

4) Ik sta om 7u30 op.
1) Ik was me vlug.
2) Dan kleed ik me aan.
5) Ik loop naar school.
3) Om 12 uur eet ik.
6) Om 4 uur is de school uit.

Tekstje B / Texte B

3) Mijn zus is van de trap gevallen.
1) ik bel de eerste hulp.
4) De ziekenwagen brengt haar naar het ziekenhuis.
6) De dokter zegt dat haar voet gebroken is.
5) Haar been zit nu in het gips.
2) Ze moet vier weken rusten.

Tekstje C / Texte C

2) Ik schrijf een brief aan mijn vriend.
5) Ik plak een postzegel op de envelop.
3) de brief stop ik in de bus van het postkantoor.
1) De postbode brengt de brief naar het huis van mijn vriend.
4) Mijn vriend leest de brief.
---------------
Document 'Tekstjes reconstrueren' en format PDF
Pinterest : document 'Tekstjes reconstrueren' en format JPEG
Doctissimo : document 'Tekstjes reconstrueren' en format JPEG

jeudi 23 août 2018

Exercice grammatical; grammatica-oefening : le présent, l'indicatif présent; de o.t.t. (de onvoltooid tegenwoordige tijd), het presens / néerlandais; Nederlands

  • Grammaire de base / Basisgrammatica
  • Emploi du présent, emploi de l'indicatif présent / Gebruik van de o.t.t. (de onvoltooid tegenwoordige tijd), gebruik van het presens
---------------
EXERCICE DE BASE : le présent, l'indicatif présent
BASISOEFENING : de o.t.t. (de onvoltooid tegenwoordige tijd), het presens

Mets les verbes au présent.
Zet de werkwoorden (verba) in de o.t.t. (het presens).

KOMEN 

1. Ik ..................... om 3 uur.
2. Jan ..................... morgen.
3. We ..................... met de trein.
4. ..................... je mee ?

ROKEN 

1. Hij ..................... een sigaret.
2. Ik ..................... niet !
3. ..................... u sigaretten ?
4. Ze ..................... buiten.

GAAN 

1. Hij ..................... naar school.
2. Ik ..................... naar de supermarkt.
3. Je ..................... naar een vriend.
4. ..................... je naar Brugge ?
5. ..................... u morgen naar de bioscoop ?

ZITTEN 

1. Ze ..................... naast Wim in de klas.
2. Ik ..................... achter het stuur.
Woordenschat ➛ het stuur : le volant
3. ..................... je voor de televisie ?
4. We ..................... in de 4de klas.

WACHTEN 

1. Ik ..................... op mijn vriend Jan.
2. Hij ..................... op de bus.
3. Ze ..................... beneden.
Woordenschat ➛ beneden : en bas
4. ..................... je thuis ?
5. ..................... hij op Wim ?
6. ..................... jullie al lang ?
Woordenschat ➛ al lang : depuis longtemps

RIJDEN 

1. Ik ..................... naar Brussel.
2. Ze ..................... naar België.
3. ..................... hij met de fiets naar school ?
4. ..................... je met de trein naar huis ?
5. ..................... jullie samen naar school ?
6. We ..................... naar Antwerpen.
7. ..................... u niet te vlug ?

LIGGEN 

1. Mijn kantoor ..................... in het centrum.
2. Brussel ..................... in België.
3. Amsterdam en Rotterdam ..................... in Nederland.
4. ..................... je graag in de zon ?
5. ..................... u graag languit op de bank ?
Woordenschat ➛ languit op de bank : allongé sur le divan

DRINKEN 

1. ..................... hij graag thee ?
2. Ik ..................... veel koffie.
3. ..................... je melk ?
4. Ze ..................... koffie zonder suiker.
---------------
 SOLUTIONS / OPLOSSINGEN 
KOMEN

1. Ik kom om 3 uur.
2. Jan komt morgen.
3. We komen met de trein.
4. Kom je mee ?

ROKEN

1. Hij rookt een sigaret.
2. Ik rook niet !
3. Rookt u sigaretten ?
4. Ze rookt/roken buiten.

GAAN

1. Hij gaat naar school.
2. Ik ga naar de supermarkt.
3. Je gaat naar een vriend.
4. Ga je naar Brugge ?
5. Gaat u morgen naar de bioscoop ?

ZITTEN

1. Ze zit naast Wim in de klas.
2. Ik zit achter het stuur.
3. Zit je voor de televisie ?
4. We zitten in de 4de klas.

WACHTEN

1. Ik wacht op mijn vriend Jan.
2. Hij wacht op de bus.
3. Ze wacht/wachten beneden.
4. Wacht je thuis ?
5. Wacht hij op Wim ?
6. Wachten jullie al lang ?

RIJDEN

1. Ik rijd/rij naar Brussel.
2. Ze rijdt/rijden naar België.
3. Rijdt hij met de fiets naar school ?
4. Rijd je met de trein naar huis ?
5. Rijden jullie samen naar school ?
6. We rijden naar Antwerpen.
7. Rijdt u niet te vlug ?

LIGGEN

1. Mijn kantoor ligt in het centrum.
2. Brussel ligt in België.
3. Amsterdam en Rotterdam liggen in Nederland.
4. Lig je graag in de zon ?
5. Ligt u graag languit op de bank ?

DRINKEN

1. Drinkt hij graag thee ?
2. Ik drink veel koffie.

lundi 20 août 2018

Exercice de grammaire; grammatica-oefening : er is, er zijn; il y a / le présent, l'indicatif présent; de o.t.t. (de onvoltooid tegenwoordige tijd), het presens / néerlandais; Nederlands

  • Structure : er is + singulier, er zijn + pluriel (il y a) / Structuur : er is + enkelvoud/singularis, er zijn + meervoud/pluralis
  • Exercice grammatical / grammaticaoefening
  • Le présent, l'indicatif présent / de o.t.t. (de onvoltooid tegenwoordige tijd), het presens
  • 👉 Grammaire (théorie) / Grammatica (theorie) : er is, er zijn  http://docnederlands.blogspot.com/search/label/er%20is
---------------
 Oefening : 'er is' of 'er zijn' ? / Exercice : 'er is' ou 'er zijn' ? 

Vul in. / Complète.

01. Er ........... suiker naast het kopje.
02. Er ........... drie stoelen naast elkaar.
Woordenschat ➛ naast elkaar : l'un(e) à côté de l'autre
03. Er ........... een groot raam in mijn kamer.
04. Er ........... melk in huis.
05. Er ........... plaats voor twee wagens in de garage.
06. Er ........... vijf jongens aan de bushalte.
07. Er ........... veel kinderen in het park.
08. Er ........... drie kamers in dat huis.
09. Er ........... een nieuwe leraar op school.
10. Er ........... een bus om het halfuur.
Woordenschat ➛ om het halfuur : toutes les demi-heures
11. Er ........... geen koffie meer.
12. Er ........... een fiets voor iedereen.
13. Er ........... weinig meisjes in de klas.
Woordenschat ➛ weinig : peu de
14. Er ........... vier seizoenen op aarde.
Woordenschat ➛ de aarde : la terre
15. Er ........... een heer die naar je vraagt.
16. Er ........... een beetje wind!
17. Er ........... bussen die vanaf de luchthaven naar de stad rijden.
Woordenschat ➛ de luchthaven : l'aéroport
18. Er ........... katten die het liefst binnen blijven.
Woordenschat ➛ het liefst : de préférence
19. Er ........... veel lawaai !
Woordenschat ➛ het lawaai : le bruit
20. ........... er misschien een probleem ?


---------------
SOLUTIONS  OPLOSSINGEN 

01. Er is
02. Er zijn
03. Er is
04. Er is
05. Er is
06. Er zijn
07. Er zijn
08. Er zijn
09. Er is
10. Er is
11. Er is
12. Er is
13. Er zijn
14. Er zijn
15. Er is
16. Er is
17. Er zijn
18. Er zijn
19. Er is
20. Is er
Doctissimo : document 'Er is, er zijn' en format JPEG

jeudi 16 août 2018

Exercice de vocabulaire; woordenschatoefening : paires de mots; woordparen / néerlandais; Nederlands

  • Exercice d'appariement, exercice d'association / Combineeroefening, matchingoefening, associatieoefening
  • Paires de mots / Woordparen, woordenparen
  • Vocabulaire néerlandais / Nederlandse woordenschat
---------------
Exercice : PAIRES DE MOTS   Oefening : WOORDPAREN 

Relie les mots entre eux / Verbind de woorden met elkaar
01. stoffer [de] ➛ letter ? : .....
02. vork [de] ➛ letter ? : .....
03. kopje [het] ➛ letter ? : .....
04. tafel [de] ➛ letter ? : .....
05. jong ➛ letter ? : .....
06. vader [de] ➛ letter ? : .....
07. moeder [de] ➛ letter ? : .....
08. opa [de] ➛ letter ? : .....
09. oom [de] ➛ letter ? : .....
10. neef [de] ➛ letter ? : .....
11. peper [de] ➛ letter ? : .....
12. naald [de] ➛ letter ? : .....
13. potten [< de pot] ➛ letter ? : .....
14. armen [< de arm] ➛ letter ? : .....
15. ramen [< het raam] letter ? : .....
---------------

SOLUTIONS  OPLOSSINGEN 

01. stoffer ➛ i. blik
02. vork ➛ f. mes
03. kopje ➛ b. schotel
04. tafel ➛ n. stoel
05. jong ➛ l. oud
06. vader ➛ d. zoon
07. moeder ➛ o. dochter
08. opa ➛ a. oma
09. oom ➛ h. tante
10. neef ➛ g. nicht
11. peper ➛m. zout
12. naald ➛ c. draad
13. potten ➛ j. pannen
14. armen ➛ k. benen
15. ramen ➛e. deuren
Doctissimo : document 'Woordparen / Paires de mots' - format JPEG

mardi 7 août 2018

Exercice grammatical; grammatica-oefening : le présent, l'indicatif présent; de o.t.t. (de onvoltooid tegenwoordige tijd), het presens / néerlandais; Nederlands

  • Exercice grammatical contextualisé / Grammaticale oefening in context
  • Grammaire néerlandaise / Nederlandse grammatica, Nederlandse spraakkunst
  • Le présent, l'indicatif présent / De o.t.t. (de onvotooid tegenwoordige tijd), het presens
---------------
 EXERCICE : complétez par la forme verbale correcte.  
 OEFENING : vul de juiste werkwoordsvorm in. 
Klik op de afbeelding om die te vergroten! / Of klik rechts op de afbeelding om die in een nieuw venster open te doen!
Cliquez sur l'illustration pour l'agrandir! / Ou cliquez droit sur l'illustration pour l'ouvrir dans une nouvelle fenêtre!

WOORDENSCHAT / VOCABULAIRE 

de huiskamer (= de woonkamer, de living) : le living, le séjour
de jarige [iemand die zijn verjaardag viert] : la personne dont c'est l'anniversaire
Dirk z'n bord = het bord van Dirk : l'assiette de Dirk
het cadeau (= het geschenk) : le cadeau
het briefje [< de brief] : la petite lettre
Dirk z'n naam = de naam van Dirk : le nom de Dirk
Hartelijk gefeliciteerd met je verjaardag! : Joyeux anniversaire!
roepen : crier
vrolijk : joyeux
de stem : la voix
meteen (= direct, rechtstreeks) : tout de suite, immédiatement
het horloge : la montre
de voetbal : le ballon de foot(ball)
echt : vraiment
Hij ziet er tevreden uit. : Il a l'air content.
----------------
 SOLUTIONS / OPLOSSINGEN 

In de huiskamer staan vader en moeder op de jarige te wachten. Er staat een mooi bloemetje op tafel. Naast Dirk z'n bord liggen allerlei cadeautjes. Daar ligt ook een briefje met Dirk z'n naam erop. En hieronder kun/kan je lezen wat vader geschreven heeft : 'Vandaag 10 jaar!'
'Hartelijk gefeliciteerd met je verjaardag!' roept vader met vrolijke stem, als Dirk binnenkomt. Het jongetje kijkt meteen naar de tafel waarop de cadeautjes liggen. Hij krijgt een horloge, enkele boeken en een voetbal. Hij ziet er echt tevreden uit!