mardi 26 mars 2019

Exercice de grammaire; grammatica-oefening / mots interrogatifs; vraagwoorden, interrogatieven : WAT?, WIE? / néerlandais; Nederlands

  • Exercice de base / Basisoefening
  • Les mots interrogatifs : WAT?, WIE? / De vraagwoorden, de interrogatieven : WAT?, WIE?
  • Exercice de grammaire : poser des questions / Grammatica-oefening : vragen stellen
---------------
 Exercice grammatical  /  Grammaticale oefening 
WAT?  WIE? 

Stel een vraag : vervang de onderstreepte woorden door WAT of WIE.
Pose une question : remplace les mots soulignés par WAT ou WIE.

01. Sonia heeft geen wagen.
....................................................................................
02. Ze drinkt een kopje koffie.
....................................................................................
03. Het boek ligt op de tafel.
....................................................................................
04. De zoon van Betty is nu getrouwd.
....................................................................................
woordenschat ➛ getrouwd : marié
05. De kinderen blijven de hele middag thuis.
....................................................................................
06. De wagen van de directeur staat voor de apotheek.
....................................................................................
07. Connie wil een nieuw huis kopen.
....................................................................................
08. Hij neemt de bus om vijf over zeven.
....................................................................................
09. Mijn zus komt met de bus terug.
....................................................................................
10. Peter volgt nu de Kerkstraat.
....................................................................................
11. Ze ontmoet haar buurvrouw op de markt.
....................................................................................
12. De kleine jongen geeft een mooi cadeau aan zijn moeder.
....................................................................................
13. Opa luistert naar de radio.
....................................................................................
14. Hans en Helma zijn weer te laat.
....................................................................................
woordenschat ➛ weer : de nouveau, à nouveau
15. Oma leest graag de krant elke dag.
....................................................................................
16. Hij wil zijn broer niet helpen.
....................................................................................
17. Morgen begint mijn vakantie.
....................................................................................
18. Volgende week organiseren ze een groot feest.
....................................................................................
19. Ik kan de fiets niet repareren.
....................................................................................
20. De lerares doet de kast open.
....................................................................................
woordenschat ➛ opendoen : ouvrir
---------------
OPLOSSINGEN  SOLUTIONS 
01. Wie heeft geen wagen?
02. Wat drinkt ze?
03. Wat ligt op de tafel?
04. Wie is nu getrouwd?
05. Wie blijft de hele middag thuis?
06. Wat staat voor de apotheek?
07. Wat wil Connie kopen?
08. Wat neemt hij om vijf over zeven?
09. Wie komt met de bus terug?
10. Wat volgt Peter nu?
11. Wie ontmoet ze op d markt?
12. Wat geeft de kleine jongen aan zijn moeder?
13. Wie luistert naar de radio?
14. Wie is weer te laat?
15. Wat leest oma graag elke dag?
16. Wie wil hij niet helpen?
17. Wat begint morgen?
18. Wat organiseren ze volgende week?
19. Wat kan hij niet repareren?
20. Wie doet de kast open?
---------------
Pinterest : oefening : WAT of WIE? / jpeg-formaat
Doctissimo : exercice : WAT of WIE? / format JPEG
Diaspora / Pluspora : oefening : WAT of WIE? / jpeg-formaat
https://pluspora.com/posts/2220763

Aucun commentaire:

Enregistrer un commentaire