- Grammaire de base / Basisgrammatica
- Emploi du présent, emploi de l'indicatif présent / Gebruik van de o.t.t. (de onvoltooid tegenwoordige tijd), gebruik van het presens
---------------
04) Wanneer rijdt u naar Nederland ?
05) Zijn Jan en Piet op school ?
06) Hij wacht al een kwartier op de trein.
07) Heb je wat kleingeld ?
08) Mijn zus woont in een mooi huis.
09) Ik werk op mijn kantoor.
10) Hij blijft in de klas.
11) Ze leest/lezen veel boeken.
12) Ik eet zeer vlug.
13) Onze school ligt in het centrum.
14) Je reist graag met je vrienden.
15) Het regent heel hard.
16) Kijk ! Hugo zit aan tafel.
17) Waar speelt Els ?
18) Wat vertel je?
19) Hoe schrijf je dat woord ?
20) Moeder luistert naar de radio.
21) Opa belt de dokter.
22) We huren een grote flat.
23) Hoe heet zij ?
24) Ze neemt/nemen elke dag de bus.
25) Wat vraagt u ?
EXERCICE DE BASE : le présent, l'indicatif présent
BASISOEFENING : de o.t.t. (de onvoltooid tegenwoordige tijd), het presens
Vervoeg de werkwoorden in de tegenwoordige tijd (Conjugeer de verba in het presens). / Conjugue les verbes au présent.
01)
GAAN ➛ ...............
je zondag naar zee ?
02)
KOMEN ➛ Misschien
............... Jan nog op tijd.
03)
DRINKEN ➛ Annie
............... graag een kopje koffie.
04)
RIJDEN➛ Wanneer
............... u naar Nederland ?
05)
ZIJN ➛ ...............
Jan en Piet op school ?
06)
WACHTEN ➛ Hij
............... al een kwartier op de trein.
07)
HEBBEN ➛ ...............
je wat kleingeld ?
08)
WONEN ➛ Mijn
zus ............... in een mooi huis.
09)
WERKEN ➛ Ik
............... op mijn kamer.
10)
BLIJVEN ➛ Hij
............... in d klas.
11)
LEZEN ➛ Ze
............... veel boeken.
12)
ETEN ➛ Ik
............... zeer vlug;
13)
LIGGEN ➛ Onze
school ............... in het centrum.
14)
REIZEN ➛ Je
............... graag met je vrienden.
15)
REGENEN ➛ Het
............... heel hard.
16)
ZITTEN ➛ Kijk
! Hugo ............... aan tafel.
17)
SPELEN ➛ Waar
............... Els ?
18)
VERTELLEN ➛ Wat
............... je ?
19)
SCHRIJVEN ➛ Hoe
............... je dat woord ?
20)
LUISTEREN ➛ Moeder
............... naar de radio.
21)
BELLEN ➛ Opa
............... de dokter.
22)
HUREN ➛ We
............... een grote flat.
23)
HETEN ➛ Hoe
............... zij ?
24)
NEMEN ➛ Ze
............... elke dag de bus.
25) VRAGEN ➛ Wat ............... u ?
---------------
SOLUTIONS / OPLOSSINGEN
01) Ga je zondag naar zee ?
02) Misschien komt Jan nog op tijd.
03) Annie drinkt graag een kopje koffie.04) Wanneer rijdt u naar Nederland ?
05) Zijn Jan en Piet op school ?
06) Hij wacht al een kwartier op de trein.
07) Heb je wat kleingeld ?
08) Mijn zus woont in een mooi huis.
09) Ik werk op mijn kantoor.
10) Hij blijft in de klas.
11) Ze leest/lezen veel boeken.
12) Ik eet zeer vlug.
13) Onze school ligt in het centrum.
14) Je reist graag met je vrienden.
15) Het regent heel hard.
16) Kijk ! Hugo zit aan tafel.
17) Waar speelt Els ?
18) Wat vertel je?
19) Hoe schrijf je dat woord ?
20) Moeder luistert naar de radio.
21) Opa belt de dokter.
22) We huren een grote flat.
23) Hoe heet zij ?
24) Ze neemt/nemen elke dag de bus.
25) Wat vraagt u ?
Pinterest : document 'Vervoeg de werkwoorden in de tegenwoordige tijd' - format JPEG
Doctissimo : document 'Vervoeg de werkwoorden in de tegenwoordige tijd' - format JPEG
Aucun commentaire:
Enregistrer un commentaire